woensdag 2 november 2011

Leren en ontwikkelen van professionals

Manon Ruijters, adviseur bij Twijnstra & Gudde, en lector in de ecologie van het leren, spreekt op het HvA-congres ‘Doorleren werkt’ (1 november 2011).

Eerste vraag: Wat is een – echte – professional? Er zijn drie dingen over te noemen:
- Het is iemand die in de klei staat met z’n voeten,
- iemand die is aangehaakt bij nieuwe kennis, en
- iemand die bijdraagt aan ontwikkeling van vak en vakgenoten

Tweede vraag: Hoe ziet dit leren eruit en hoe ziet zijn/haar ontwikkeling eruit?
Er zijn drie vormen van leren & ontwikkelen te onderscheiden (Praktiseren (die modder), Onderzoeken, en Creëren. En die drie moeten met elkaar in relatie staan. Dat is het bruggen bouwen: dan neem je even afstand en kom je tot reflectie.

Derde vraag: Wat is de manier van leren van professionals? Een belangrijk onderdeel van deze lezing: de vijf leervoorkeuren van professionals die Ruiijters & Simons onderscheiden (zie ook www.languageoflearning.net):
1. Kunst afkijken. Dat is in essentie goed kijken naar wat werkt en dat zelf toepassen.. Deze professionals zijn name geïnteresseerd in de succesvolle onderdelen: die worden overgenomen. Ze leren het meest als ze onder druk staan. Ze Het is een effectieve vorm voor cultuur overdracht en voor het leren van softskills. Je ziet deze leervoorkeur meer bij mensen naarmate je hoger in de organisatie komt: managers en bestuurders. vinden het praten erover niet prettig. Een klas vol van deze leerders ziet er saai uit: ze kunnen zelfs met een klassesituatie niet zo goed uit de voeten omdat dit te georganiseerd is en omdat er teveel over het leren wordt gepraat: daarvoor zijn ze allergisch. Het trainen is te organiseren door bv een bedrijfsbezoek, of, als er een aanleiding voor is, door een expert een presentatie te laten geven. Ven belang is dat je moet wachten totdat ze met een vraag komen. De vorm moet vooral niet voorgestructureerd worden.
2. Participeren. Hierbij staat het samen-leren centraal, uitwisselen van informatie, het hebben ven een gemeenschappelijk belang, vertrouwen in elkaar, gedeelde sturing. Het is een effectieve strategie om samen te werken, om vanuit meerdere perspectieven te kijken. Het wordt veel ingezet door: verpleging, P&O-mensen, hoogleraren (sparren), bestuurders. Grootste allergie voor deze leerders zijn mensen die zich onttrekken aan groepsproces.
3. Kennis verwerven. Het gaat bij deze professionals om objectieve informatie, die overigens niet per se via boeken wordt ‘geleerd’. Het is een vorm van expliciet en van doelgericht leren. Deze leerders leren graag van experts. Het is een effectieve strategie voor kennisintensieve vraagstukken. Het is een dominante leervoorkeur bij kennisintensieve beroepen zoals bij juristen, accountants, ICT. Deze leerders hebben een hekel aan brainstormen: ze willen eigenlijk eerst weten hoe het in elkaar steekt. De allergie van deze leerders: aannames, onbewezen stellingen.
4. Oefenen. Kenmerken van deze leervoorkeur: iets uit de echte wereld halen, veilig maken, uitproberen, onder begeleiding, herhaling. Deze strategie kom je natuurlijk veel tegen in het onderwijs. Het is een effectieve strategie voor het leren van nieuwe vaardigheden en voor leren leren. Waar deze leerders niet van houden is: in het diepe gooien. Wat je wel moet doen voor deze leerders is structuur aanbrengen.
5. Ontdekken. Kenmerken van deze leervoorkeur: erin springen, beetje eigenwijs, zelfsturend, nieuwsgierig. Eigen draai aan geven, ruimte en inspiratie, de energie volgen. De meeste professionals hebben ‘ontdekken’ als leervoorkeur. Het is een effectieve strategie om creativiteit aan te boren en om vernieuwing te realiseren. Veel gekozen door adviseurs en professionals. Allergie is structuur. Niet doen: kaderen, maar dat is vaak onvermijdelijk als je gezamenlijk tot creativiteit wilt komen.
Deze leervoorkeuren zijn relevant omdat het leren voor 80% op de werkplek geberut. Daarom kun je niet of minder goed uit de voeten met taxonomieën van Vermunt (gericht op schools leren) en Kolb (waarbij denken en doen tegenover elkaar staan)

Je eigen leerprofiel kennen is één ding, je moet ook het profiel van de ander snappen want er is vaak een allergische reactie. Daarbij zijn er nog meer lagen te onderscheiden. Bijvoorbeeld de dominante leervoorkeur van een team of een afdeling, of de leervoorkeur van een organisatie. Deze hangt af van de cultuur en van de wijze waarop het leren wordt georganiseerd. Tenslotte is het hanteren van een effectieve leervoorkeur ook – sterk – afhankelijk van de inhoud: waar vraagt de leerstofinhoud om? Waar sluit dit op aan?

Ruijters staat erop verschil aan te brengen tussen leren en ontwikkeling.
Leren = korte termijn, gaat over toevoegen, beheersen, verbinden. Ontwikkeling = lange termijn, gaat over talenten, eigenschappen, competenties. Ze stelt dat er meer aandacht moet komen voor professionele ontwikkeling. Dat is een samenspel van inhoudelijke en persoonlijke ontwikkeling waarbij jezelf én je omgeving verder komen. Om dit mogelijk te maken moet je bij de leerder zorgen voor autonomie, voldoende competentie en voldoende betrokkenheid.

In de workshop geeft Ruijters een nadere typering van de leervoorkeuren en heeft ze een gesprek met de deelnemers over twee extra leervoorkeuren die haar intrigeren:
- Imaginair leren (gebaseerd op het werk van Guy Claxton: Wise up): in je hoofd scenario’s afspelen en zo leren & ontdekken, inspiratie krijgen. Dit hoort thuis aan de ontwikkelkant van het continuüm leren vs. ontwikkelen .
- Intuïtief leren. Gebaseerd op het werk van Ap Dijksterhuis: Het slimme onbewuste. Serieus nemen van je lijf als bron van informatie. Niet alles van je kennis is onder woorden te brengen: tacit knowledge. Het lijf is de verbinding.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten